Van mei 2023 tot en met juni 2024 ben ik betrokken bij het project JUSTlab; geïnitieerd door Theatergroep Plavo Pozoriste uit Belgrado. Een project gefinancierd door Creative Europe, waarin drie theatergroepen samen een jaar lang werkmethoden uitwisselen. Met als resultaat een gezamenlijke performance, in het voorjaar van 2024. Op mijn website schrijf ik over de ervaringen die ik daar heb opgedaan, gebruikte werkmethoden en achtergronden van de verschillende betrokken theatergroepen. Op de website justlab-online.eu vind je meer informatie over dit project.
Personage-ontwikkeling Theaterlabor Bielefeld
Wanneer je voor teksttoneel personages ontwikkelt, kun je ervoor kiezen te werken met een biografie en persoonlijke verhaallijnen voor elk personage. Maar hoe bouw je karakters of figuren op, wanneer je in de voorstelling geen lineair verhaal vertelt?
Figuren tot leven brengen
In de afgelopen periode leer ik steeds meer over het ontwikkelen van karakters voor het type theatervoorstellingen dat Theaterlabor Bielefeld maakt. In de repetitieruimte zag ik figuren tot leven komen via een methode die thuishoort in de traditie van Grotowski en Eugenio Barba. Er wordt gewerkt met theaterteksten, maar op een andere manier dan in meer klassiek theater.
Eerst komen de spelers vaak met een eigen tekst. Soms is dit een eigen geschreven tekst, soms is het bijvoorbeeld een fragment uit een roman of toneeltekst, waar ze een persoonlijke fascinatie mee hebben. Maar het kunnen ook wetenschappelijke of journalistieke teksten zijn. Vervolgens bereiden ze een korte scène voor, waarin ze hun ideeën een eerste vorm geven.
De figuren die zo ontstaan, worden vaak in eerste instantie gekenmerkt door één emotie, en één eigenschap. Een komische figuur bijvoorbeeld, iemand die woedend is, soms al in een maf kostuum dat z’n werk doet. Deze figuur heeft potentie, maar voelt nog niet ‘af’ wanneer je ernaar kijkt. Door vervolgens lagen aan de figuur toe te voegen, ontstaat langzaam een interessanter personage.
Lagen aanbrengen
Er zijn verschillende lagen die aan de figuur toegevoegd kunnen worden. Tijdens dit maakproces probeerde ik te begrijpen wat maakt dat sommige figuren al heel goed werken en anderen nog niet. Ervaring leert dat er een aantal elementen tegelijk aanwezig moeten zijn in een figuur op het podium. Er zijn zeven elementen die ik herkende; een figuur lijkt het best te werken wanneer het universele, het persoonlijke, het politieke, het komische, het tragische, het doelmatige en het ongewisse allemaal tegelijk samen komen, in de juiste proporties, en met de juiste intentie richting het publiek. Dat maakt het ontwikkelen van zo’n figuur tot echt secuur vakwerk.
het archetype als aanknopingspunt
Er kan bijvoorbeeld gespeeld worden met de emotionele of energetische ontwikkeling die een figuur binnen de scène doorloopt. Eén methode om dat te doen, is door een figuur uit een andere theatertekst te kiezen, en die als het ware onder de bestaande scène door te laten klinken.
Vaak wordt gekozen voor een archetypische figuur, een karakter dat sterk is en dat via associatie of thematiek verband houdt met de figuur die al gemaakt is. Zo kan iemand bijvoorbeeld de opdracht krijgen om de emotionele ontwikkeling van Elektra, in de monoloog waarin ze haar lot beschrijft aan haar broer Orestes, als uitgangspunt te nemen.
Interessant aan deze werkmethode is dat de tekst van Elektra zelf, de tragedie-tekst, nooit uitgesproken wordt. De speler werkt in plaats daarvan alleen met de handelingen en ontwikkelingen die in de tekst aan bod komen, en vertaalt die naar een bewegingssequentie op het toneel. De bewegingen kunnen heel abstract zijn, en toch voel je als toeschouwer de emoties waar de speler doorheen beweegt. Aan deze bewegingssequentie worden vervolgens de oorspronkelijke tekst en handelingen uit de eerder gemaakte scène opnieuw toegevoegd.
Een geheim effect
Het effect van de twee lagen die boven op elkaar worden gestapeld, is bijzonder interessant. De figuur krijgt richting; omdat de emotionele ontwikkeling vastgelegd is. De handelingen krijgen richting, en de speler krijgt, door de twee op elkaar werkende lagen van de scène, een ‘geheim’. Een stukje ‘kennis’ dat het publiek niet heeft, maar waarvan het de aanwezigheid wel voelt bij het bekijken van de scène. Wanneer deze twee lagen voor de speler helder zijn, en goed herhaalt kunnen worden, kan vervolgens gespeeld worden met details in tempo, ritme, intonatie, volume en andere theatrale middelen, om tot een optimale scène voor deze nieuwe figuur te komen. Zonder dat er wordt gewerkt met een lineaire verhaallijn voor het hele stuk, komt er zo toch een gelaagde figuur tot leven.